Vrees voor ontvoering ongegrond


  • Kayıt: 27.11.2019 18:11:00 Güncelleme: 27.11.2019 18:11:00

Vrees voor ontvoering ongegrond

 

In het toonaangevende tijdschrift 'Rechtspraak Familierecht' van 22 oktober 2019, editie 10 (RFR 2019/112) staat een interessante wenk welke verworven is tot jurisprudentie. Het ging om een uitspraak van het Hof in Den Haag in een hoger beroep. De inzet was een omgangsregeling tussen vader en minderjarig meisje van 3 jaar oud.

 

Moeder had in 2017 het meisje ontvoerd naar Turkije en vader had haar (met veel moeite) terug weten te brengen naar Nederland. Vervolgens sprak moeder de vrees uit dat vader nu als een soort van “wraak” het kind ook zou ontvoeren. Tegen moeder loopt in Turkije een veelvoudige procedure waarbij er zowel een strafzaak loopt vanwege ontvoering, als een procedure om moeder uit het ouderlijk gezag te zetten. In beide zaken ziet het er niet goed uit voor moeder, vooral omdat moeder de minderjarige door de ontvoering en weghouden bij vader zeer grote traumatische ervaringen heeft opgedrongen.

 

Hoe absurd het ook klinkt, bij de lage rechtbank in Rotterdam had rechter Melvin van Kuilenburg de vrees van moeder gegrond verklaard en alle contact tussen vader en minderjarige stopgezet. Let op de absurditeit van deze zaak: de vader die als slachtoffer van een ontvoeringszaak zijn dochtertje 62 dagen lang kwijt was, kreeg hierna van Van Kuilenburg een verbod van 180 dagen vanwege eventuele wraak. “Wraak is toch logisch bij Turkse mannen?”was de verbijsterende uitspraak van Van Kuilenburg die volgens collega’s vaker dit soort uitspraken doet die gebaseerd zijn op zijn persoonlijke vooroordelen jegens Turken in Nederland. Die 180 dagen werden, vanwege wachtlijsten bij de rechtbanken, uiteindelijk 311 dagen zonder contact bij vader.

 

In maart 2019 boog vervolgens een meervoudige kamer van het Hof zich over de zaak, waarbij drie rechters aanwezig waren. De voorzitter van het Hof was Fatih Ibili die meteen korte metten maakte met de uitspraak van Van Kuilenburg en ook de vrees van moeder verder ontleedde. De publicatie stelt dat “het interessant is om te zien hoe het hof de vrees van moeder pareert. De moeder verzet zich tegen de omgangsregeling vanwege haar vrees voor de uitkomst van een door vader begonnen gezagsprocedure in Turkije. Het hof acht deze vrees ongegrond omdat een gezagsbeslissing van de Turkse rechter, naar het voorlopig oordeel van het hof, gelet op de in art. 23 lid 2 sub a Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 genoemde weigeringsgrond, niet voor erkenning vatbaar zal zijn in Nederland.

 

Wat ontbreekt in de uitspraak, en dus contextvorming, is dat moeder het meisje in 2017 ontvoerd had naar Turkije en vader hierop in juni 2017 (in samenwerking met Centrum Internationale KinderOntvoeringen, gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in Nederland) een rechtszaak gestart heeft in Turkije. Moeder is pas hierna teruggekomen naar Nederland en eiste vervolgens dat de zaak in Turkije gestopt zou worden door een vrees uit te spreken die nota bene begon met de ontvoering van minderjarige door moeder. Omdat de kans op herhaling van de ontvoering zeer groot is, heeft vader dit geweigerd in samenspraak met CIKO. Het is dan ook onbegrijpelijk dat enerzijds de Raad voor de Kinderbescherming en anderzijds Jeugdbescherming zich voor de mondelinge behandeling bij het hof hebben afgemeld, maar wel hun steun voor vader hebben uitgesproken voor een zeer ruime omgangsregeling tussen vader en minderjarige. Waarom ze dit niet ter zitting wilden verklaren, is ook volgens de publicatie “onbegrijpelijk” is. Het lijkt te maken hebben met het willen sparen van moeder omdat ze steeds meer in het kwade daglicht komt te staan wat weer zou kunnen leiden dat ze ook in Nederland haar ouderlijk gezag kwijtraakt nu dit in Turkije al serieus ter discussie is gesteld.


Ook het Hof lijkt toch onder invloed van moeder enkele zeer absurde voorwaarden te stellen aan de omgang tussen vader en minderjarige om zo moeder tevreden te stellen. Hierbij krijgt moeder toch controle over de situatie, terwijl er serieuze aanwijzingen zijn dat moeder sterk narcistische trekjes heeft en een machtspositie voor haarzelf probeert te consolideren. Bij de ruime omgangsregeling (drie dagen per week in de even weken, en vier dagen in de week in de oneven weken bij vader) zou vader intensieve opvoedondersteuning (met als optie video-interactiebegeleiding) moeten krijgen, ondanks dat er geen enkele zorgen zijn over vader.  Tevens zou vader een persoonlijkheidsonderzoek moeten krijgen zodat moeder kan zien dat er niks mis is met vader: nogmaals een onbegrijpelijke keuze van het Hof. Als laatst moet vader ten alle tijden moeder informeren over waar de minderjarige verblijft tijdens de omgang waarmee moeder toch een hiërarchische positie boven vader krijgt. Andersom moet moeder ondersteuning krijgen maar is dit niet verplicht.

 

Het hof komt aldus tegemoet aan de vrees van moeder door vader opvoedingsondersteuning en behandeling op te leggen en haar te verzekeren dat zij tijdens de omgang op de hoogte blijft van de basislocatie van haar dochter. Dat terwijl moeder hier de dader is door een internationale kinderontvoering uit te voeren en vader (alsmede primair de dochter) hierbij te duperen.


Waarom de rol van moeder en haar kwade intenties niet terugkomen in de wenk en juist  moeder als slachtoffer wordt gezien, dient toch gekoppeld te worden aan de vooroordelen jegens vaders maar ook de hetze tegen Turkije. Waarom dit niet correct in de jurisprudentie is opgenomen, is mijn overpeinzing van deze maand...

Drs. Armand Sag

Instituut voor Turkse Studies
www.turksestudies.org

&

Historicus en turkoloog

www.armandsag.nl